Wednesday, May 16, 2007

Afscheid


Dinsdag, 15-05

Wat is deze laatste tijd hier in Cairo ongelofelijk snel gegaan. Doordat het ontzettend druk is geweest op school met voorbereiden van tentamens en papers schrijven, heb ik niet doorgehad dat de dagen voorbij vlogen als een rij dominostenen die omvallen als er een klein tikje tegen gegeven wordt. Daarbij ben ik ook nog goed ziek geweest en lag een aantal dagen met buikgriep en koorts in bed, bang dat ik de tentamens niet meer zou redden, maar gelukkig krijg je in Egypte om het minste geringste een berg antibiotica mee naar huis, wat me over het algemeen zeer tegenstaat, maar toch wel handig was in zo’n geval, waarbij je gewoon echt geen tijd hebt om ziek te zijn. Gelukkig hadden we met mijn verjaardag nog een weekend Fayoum gepland, waar het vreselijk warme weer eindelijk prettig was, in plaats van de verstikkende hitte in Cairo, waar je in de winter al nauwelijks kan ademen door de uitlaatgassen en je je nu buiten door de vermenging van vervuiling met de dertig graden temperatuur letterlijk in een oven waant. Voor de laatste keer zagen we de prachtige oaseomgeving, deden een tour rond het Qarun-meer in Wadi Rayan, en gallopeerden op een paard langs het water – het geheel was een heerlijk idyllische ontspanning tussen het hard studeren door. En nu hebben we ineens nog maar een paar dagen. Ik ben zo gewend geraakt aan het leven hier dat ik het eng vind om weer weg te gaan. Ik voel me voortdurend zenuwachtig, alsof ik bang ben dat ik de dingen nog te weinig in me heb opgenomen, of dat ik vergeet genoeg te genieten van de dingen die ik straks ga missen, waardoor ik ze halsstarrig voor mezelf opsom en het gevoel heb dat ik al weg ben. Het geschreeuw uit de minibusjes dat aangeeft waar ze heen gaan om mensen te verzamelen, hoewel er toch nooit meer iemand bijpast aangezien er uit alle raampjes al hoofden en handen en voeten steken. Het toeterconcert dat opdoemt uit de autozee en waar iedereen aan meedoet, en nooit ergens toe leidt, maar toch een onmisbaar stukje Egyptische verkeerscultuur is, waardoor het vreemd zou zijn als iemand er van af zou zien. De gebedsoproep die overal in Cairo te horen is en al die mensen die allemaal hun eigen bezigheden hebben even allemaal op hetzelfde moment aan hetzelfde laat denken. Ik mis het nu al. De chaos van mensen op de markt en in de drukke straten die zoveel lawaai maken dat je jezelf niet meer hoort praten, maar ondanks alles nooit haast hebben, en overal de tijd voor nemen. De verkopers, die er altijd voor zorgen dat je krijgt waar je om vraagt, al betekent dat dat ze het acht blokken verderop voor je moeten halen, waardoor je soms uren op de kleinste onbenulligheid staat te wachten, maar het moet en zal er komen; ‘nee’ is nooit een antwoord. De sfeer kan zo moeilijk in woorden gevat worden. De bizarre structuur van de wegen waarvan ik nooit heb gesnapt wie dat heeft bedacht en waarom diegene dacht dat het handig was; zo moet je bijvoorbeeld, als je per auto naar de overkant van de weg wilt, kilometers verder rijden om te keren en dan dezelfde weg weer terug; hetgeen doorgaans een half uur in beslag neemt. De futuristich-uitziende hoge snelwegen, die langs de rijen volkshuizen scheuren, en totaal niet met elkaar in verhouding staan, terwijl er om de vijf minuten ineens een prachtige moskeeminaret bovenuit steekt. Het tafereel is prachtig en geniaal in zijn wanorde. De chaos bij de Chan alChaliliwijk waar toeristen en Egyptenaren vermengd zijn met de rijke architectuur van Oud-Cairo, dat volop leeft door de shabby shishacafé’s, ezelkarren en papyrusverkopers. Ik mis het nu al. De taal, die me nog lang niet honderd procent eigen is, maar die elke dag een beetje levendiger wordt en elke dag een beetje meer van haar geheimen ontsluierd. De vele wonderlijke uitdrukkingen om het leven te relativeren en draaglijk te maken, de tweedeling van omgangstaal en modern standaard Arabisch, waarvan de mate van vermenging aangeeft hoe geletterd je bent, waardoor het een wonderlijk middel is om de achtergrond van mensen in te schatten en soms hilarische situaties voortbrengt. Het is heerlijk dat alle kleine dingen elke dag iets duidelijker worden. Ik ben er zo aan gewend geraakt en durf er bijna niet uit weg te gaan. Die heerlijke vieze straten waar geen tegeltje op gelijke hoogte ligt, de manier waarop men moet oversteken en in zich in de raarste bochten moet wringen, rennen, stilstaan, hopen dat je levend de overkant bereikt… de manier van groeten op straat, waarbij mensen elkaar de meest mooie dingen toewensen om van de dag een bijzondere te maken, de groenteboer op de hoek die zelfs van veraf nog even zwaait. Ik mis het nu al. Het inmens grote Midan Tahrir, waar de Mugamma’ als een enorm staatssymbool over de duizenden passerende mensen waakt, de schijnbaar oneindige winkelstraten in Wust ilBalad, waar duizenden winkels na elkaar allemaal precies dezelfde dingen verkopen, maar toch nooit failliet gaan door hun miljoenen bezoekers. Het vierentwintiguurs leven van een stad die nooit slaapt, waarin je het verschil tussen dag en nacht alleen op je horloge kan controleren. Het uitzicht over de Nijl, en de oneindige flatgebouwen langs de kant, de boten en bruggen die haar contouren versieren.
Maar bovenal nog bewonder ik de mensen in deze stad, die allemaal van een schandalig laag loon moeten rondkomen en allemaal net hun hoofd boven water kunnen houden, maar toch ben ik geen Egyptenaar tegen gekomen die zich beklaagd over zijn leven. Werkelijk niet een. En als er in een gesprek wel eens een opmerking viel over dat het leven in deze maatschappij moeilijk was, een opmerking die meestal van mijn kant kwam en slechts aarzelend werd bevestigd, werd dat direct gecompenseerd met een uiting van waardering over alles wat er wel aanwezig was in het leven, en werd benadrukt dat we gelukkig mogen zijn en lof aan God dienen te schenken. Het is niet gewoon om te zeuren en te klagen hier, mensen vinden dat ook echt saai, en hechten waarde aan de dagelijkse dingen die een routine vormen waar ze aan gewend zijn geraakt. Hoe vaak heb ik er wel niet bij stil gestaan dat dingen in Nederland zoveel beter geregeld zijn dan hier, en hoe vaak bedenk ik me niet dat wij alleen maar klagen over dat wat er ontbreekt in de samenleving. Het hoort gewoon niet in Cairo, het is werkelijk ongepast om te klagen over welke omstandigheid dan ook. Ik ben vaak gehaast, boos of verdrietig geweest om het een of ander en heb de neiging om me af te reageren en mezelf heel zielig te vinden. Onredelijkheid, waarop in Nederland terecht wordt gereageerd met dezelfde onredelijkheid terug, komt voortdurend voor, waardoor mensen heel vaak boos op elkaar zijn. Hier gebeurt dat niet. Iedereen die iemand ziet die zich niet goed voelt, is gewend naar hem toe te gaan en te vragen of er iets is wat hij of zij voor hem kan doen. Ik heb me vaak beschaamd gevoeld in dit soort situaties, beseffend dat ik me soms ongelofelijk kan aanstellen. En waarover kunnen we soms geen problemen maken? En hoe wijs is het niet om tevreden te zijn met wat je hebt, al lijkt het de simpelste en sufste filosofie ooit te zijn? Het is de sfeer in Cairo: men maakt zich hier niet druk, men vraagt zich niet zoveel af. Alles is nu eenmaal zo. Iedereen is het er over eens dat het Mubarak-regime niet deugt, maar niemand heeft het er lang over, niet alleen omdat dat gevaarlijk kan zijn, maar vooral omdat het geen enkele zin heeft. Ik bewonder van alle gekke en mooie karakters van Cairo vooral deze eigenschap, die ik, als typische gestressde Nederlander met haast, van nature niet bezit, maar waar ik wel een vleugje geluk van heb mogen opsnuiven.

Een tijdje geleden ontving ik een kritisch bericht op mijn weblog van iemand die vond dat ik te veel klaagde over de Egyptische maatschappij, dat ik te veel het ‘wij’ en ‘zij’ met elkaar vergeleek en de indruk kreeg dat ik liever in Nederland was gebleven. Ik ben geschrokken van deze opmerking en wilde er daarom een klein woord aan wijden en richten aan diegenen die dit gevoel met hem/haar delen. De opzet van deze weblog is geweest het Egypte, zoals ik dat beleef, uit te leggen aan degenen die er niet zijn geweest. Ik acht het vergelijken van twee culturen met elkaar bij uitstek als de eerlijkste manier om een indruk weer te geven. Daarbij vind ik het prachtig om verschillen te ontdekken tussen verschillende culturen en ben er van overtuigd dat dat de enige manier is om wijs te worden in het leven. Dit neemt niet weg dat ik het soms ook moeilijk heb gehad, maar nog veel vaker een prachtige tijd heb beleefd. Het “wij” en “zij” – discours heeft tegenwoordig een negatieve connotatie gekregen, omdat het er van uitgaat dat het slecht is dat mensen anders zijn, en tegenwoordig betekent “integreren”: hetzelfde doen als iedereen. Dit betreur ik ten zeerste, en ik dank God dat we allemaal anders zijn op deze aardbol. Het spijt mij daarom als iemand een negatieve indruk van Egypte heeft gekregen door mijn verslagen; het tegenovergestelde is namelijk waar. En tegen hen, en tegen iedereen die mijn weblog heeft gelezen, tegen iedereen die Arabisch studeert, tegen iedereen die zin heeft in iets nieuws en tegen iedereen die ongelukkig is en niet gelukkiger wordt van zijn of haar psycholoog wil ik zeggen: Ga naar Cairo. Het is geen advies; het moet. Want deze vier maanden zijn ongetwijfeld de meest bijzondere, meest leerzame, en meest spannende maanden van mijn leven geweest.

Monday, May 7, 2007

Islam of cultuur?


Dinsdag, 01-05

De geloofskwestie is iets waar je niet over uitgesproken kan raken, en het houd me meer en meer bezig. Wat is islam en wat is cultuur? Wat moet er en wat moet niet? Wat moet er volgens islam en wat moet er volgens maatschappelijke waarden en normen? Is er uberhaupt wel zo’n onderscheid te maken? En heeft het eigenlijk wel zin om een onderscheid te maken? Ik heb het idee dat niemand het echt weet, alhoewel iedereen zegt het zeker te weten. De lijst met regels die sommigen opsommen als je ze vraagt wat een moslim hoort te doen, klinkt onrealistisch, gedwongen en ongezellig, en ik vraag me af of een mens op die manier nog wel tijd heeft om werkelijk over God en innerlijk geloof na te denken. Een ander claimt dat islam men opdraagt vrijgevig, medelevend en openhartig te zijn, en dat alle andere verhaaltjes verzonnen zijn; in dat geval raad ik iedereen aan moslim te worden. Wat islam mooi en tegelijkertijd moeilijk maakt, is het feit dat het zowel een individuele als een gemeenschappelijke bezigheid is. Het mooie van de individualistische kant is het alleen met God zijn, waar je ook bent, en hoe je ook bent, en geeft mensen een natuurlijke steun, hetgeen ik absoluut prefereer boven de mentaliteit van de westerse samenleving, waarin we ons zo vaak alleen voelen dat we allemaal af en toe op de bank bij de psycholoog moeten zitten. Aan de andere kant heeft men de regels, die zo discutabel zijn als de kip-of-het-ei-kwestie, nodig om zichzelf een houding te geven in de islamitische gemeenschap, wat weer de bekende verwarring en twijfels over islam oplevert bij niet-gelovigen, maar ook onder moslims zelf. Imen, een meisje bij de bakker op de hoek, nodigt mij uit bij haar thuis, waar binnen een paar seconden een hele tafel met eten voor mijn neus wordt gezet. Islam of cultuur, ik weet het niet, maar gastvrijheid is iets wat we niet kennen in Nederland, waar een vierde persoon in veel gevallen niet welkom is bij het eten als hij zomaar komt binnenvallen terwijl er maar drie biefstukjes in huis zijn… Ik verneem van Imen in de taxi dat ze verloofd is, zoals blijkbaar iedereen hier, en vertel haar ook over mijn gelukkige liefde. Als ze me meeneemt naar haar kamer, begint ze een nou-nu-even-onder-de-meiden-gesprek en vertelt me over haar vriendje, die ze ‘natuurlijk’ heeft naast haar aanstaande bruidegom. Ze kijkt me ongelovig aan als ik vertel dat ik echt tevreden ben met de mijne en ik er uit vrije wil voor heb gekozen. Ik concludeer dat dit niet de eerste keer is dat ik dit hoor, en vraag me af hoe het mogelijk is in zo’n maatschappij te leven, waar het not-done is zomaar de man te kiezen die je wil, en er zonder schizofrene gedachtenkronkels er zo’n dubbelleven op na te houden. Islam of cultuur? De schijn die voortdurend moet worden opgehouden benauwd me en ik blijf er de hele dag over na denken.
Als ik vrijdagmiddag langs de moskee loop maakt de benauwing plaats voor een gevoel van vertedering. Schijnbaar kilometers lange rijen mensen doen samen het vrijdagsgebed en het is opeens doodstil op straat. Gedreven door de woorden van het gebed die als muziek uit de moskee schallen maakt iedereen op hetzelfde moment dezelfde gecontroleerde bewegingen, als een uitgestrekte mensenzee waar de wind golfjes in blaast. Ik kan niets anders doen dan blijven kijken, overweldigd door een gevoel van respect en de drang om er bij te horen, te voelen wat zij voelen, alsof het magie was die hen allen samen bindt en de meest lawaaierige stad ter wereld zonder moeite het zwijgen oplegt. Het gebed is nog geen seconde afgelopen of iedereen begint weer chaotisch door elkaar te lopen, de verkopers roepen de prijzen van hun waren om, het toeterconcert van auto’s wordt hervat, mensen lachen en schudden elkaar de hand, en het lijkt alsof ik het moment van daarnet gedroomd had. Ik verwonder me over de saamhorigheid, over de kracht en het gevoel dat mensen uit de religie putten en vraag me af of ik niet wat mis… Ik uit mijn bewondering over het gebed in de hoofddoekwinkel, en de eigenaar, een typische sheig met baard, gallabiyya, en gebedsvlek op zijn voorhoofd, knikt goedkeurend. “Een niqab zou je goed staan, echt iets voor jou”, verklaart hij na mijn betoog. Verbaasd en lichtelijk geirriteerd over dit afsluitend commentaar loop ik de winkel weer uit. Is dat nou alles wat hij me bij kan brengen over islam? Afgezien van de simpliciteit van de opmerking, kan ik me niet verplaatsen in vrouwen die totaal gesluierd over straat lopen, en ontwijk ik hun ogen die me aanstaren die priemend worden, alleen omdat dat het enige is van hen dat zichtbaar is. Ik begrijp niet waar het goed voor is jezelf zozeer te verstoppen dat je hele identiteit wegvalt. Daarbij is het effect wat zo’n niqab geeft heel dubbelzinnig; er is aan de ene kant niks te zien van die vrouwen om verleid door te worden, maar zodra er ook maar even per ongeluk een stukje been te voorschijnkomt, of een stukje wang als ze tijdens het eten heel ingewikkeld bij elk hapje hun sluier op moeten tillen, trekt het direct ieders ogen om een glimp op te vangen van het misterie onder het zwarte gewaad schuilt.
Een aantal weken geleden was ik uitgenodigd bij Rahma, een Nederlands meisje dat een aantal jaren geleden moslim is geworden, getrouwd is met een Egyptenaar en een feestje organiseerde ter gelegenheid van Mulid Nabi, de geboortdag van de profeet. Het feestje bestond uit een tiental gesluierde meisjes, waarvan de helft buitenlands en Engelstalig was, en de andere helft Egyptisch, maar zo hoog opgeleid dat ze vrijwel tweetalig waren en dus ook alleen maar Engels praatten. Mijn plan om een avondje non-stop Egyptisch te praten heb ik dus snel laten varen. Het was echt een meidenfeestje met veel geklets, gejoel en gelach, en ik kon niets ontdekken dat verschilde van mijn eigen vriendinnenfeestjes in Nederland. Na het eten zongen ze samen arabische liederen over de profeet Mohammed, hetgeen prachtig en gezellig was om naar te luisteren. Vervolgens luisterden we naar een cd van een Amerikaanse sheig die een beschrijving gaf van de profeet, weliswaar in het Engels, maar vermengd met de nodige Arabische termen die alles altijd beter en mooier omschrijven. Het licht werd uitgedaan en ineens waren de praterige en lacherige meisjes allemaal stil, verzonken in een concentratie die ik nooit eerder gezien heb. Ik weet niet wat indrukwekkender was; de sheig die in het meest prachtige literaire proza en met overtuiging en passie de woorden in de kamer liet rondgaan en even een gevoel van wereldvrede opriep, of de kring van meisjes, die met de woorden mee steeds meer aangedaan raakten, tot er handen werden opengevouwen, gebedjes schijnbaar onhoorbaar opgezegd werden en stille tranen vloeiden, dankbaar voor deze dag, dit gezelschap en dit geloof... Islam of cultuur? Het was in ieder geval iets bijzonders, en ik voelde me even een met hen, concluderend dat islam niemand uitsluit maar ieders leven een beetje mooier maakt.
Het tegenovergestelde voel ik ook voortdurend, de constante bevestiging van ieders blik dat ik anders ben, hier niet thuis hoor, en verwijt dezelfde samenleving waarin ik momenten van gelijkheid en warme gevoelens tegenkom, dat de ongelijkheid tussen mensen voortdurend wordt benadrukt. Toegegeven, hoe toeristischer de plek, hoe meer ik hier last van heb. Zo waren we afgelopen weekend in Alexandrie, dat meer op zuid-Europa lijkt dan op een Arabische stad, met de lange Curnische met palmbomen, de italiaans/fransachtige rijen huizen, de boten in de haven, en waren de opmerkingen tien keer zo veel en zo erg als in ontoeristisch Cairo. Kaartjes voor Egyptische prijzen krijgen bleek ook aanzienlijk moeilijker, en ik was af en toe de wanhoop nabij, niet accepterend dat ik precies het zelfde zou zijn als de strandvakantietoeristen die met iedere exotische ober op de foto willen. Toen we terug waren in Cairo kon ik de jongen die ons bediende in ons shisha-café wel om de hals vliegen toen hij vroeg of ik Egyptische was… ach, wat is het toch belangrijk voor iemand om zich geintegreerd te voelen, mensen zijn werkelijk net schaapjes… ik wil voortdurend die typische Egyptische sfeer om me heen voelen, en erin wegvallen als een ontbrekend puzzelstukje, hetgeen me veel moeilijker gemaakt werd in Alexandrie. Toch gaf ook deze stad blijk van Egyptische mentaliteit, bijvoorbeeld wat betreft de geheime-vriendjes-kwestie. De grote bibliotheek, die tegelijkertijd functioneert als studieruimte voor hoogopgeleiden, leek op een ontmoetingsplaats voor geliefden, waar allemaal stelletjes buiten zij aan zij op de bankjes zaten, en deed denken aan de Curniche in Cairo, waar zich iedere avond hetzelfde tafereel voordoet. Ik kijk langs alle gezichten, vraag me af of al die meisjes ook verloofd zijn met iemand anders, en wat ze voelen, hoe ze ermee om kunnen gaan, hoe zij islam scheiden van cultuur en of ze dat eigenlijk wel doen…
Ik heb besloten dat ik de zoektocht naar het antwoord op deze vraag opgeef. Ten eerste omdat de vraag waarschijnlijk onzinnig is, en ten tweede omdat de kwestie, hoe langer ik hier over na denk, en hoe langer ik hier zit, steeds gecompliceerder lijkt te worden en het antwoord dus steeds verder weg komt te liggen. Ik weet nog steeds niet wat een goede moslim is, en kan alleen maar concluderen dat mensen gewoon mensen zijn, die hun behoeftes en geloof moeten inpassen in de maatschappij waarin ze leven, zonder te weten waar de uitgesproken en onuitgesproken regels vandaan komen. Hoe suf en voor de hand liggend deze gedachte ook moge klinken, het krijgt voor mij steeds meer betekenis. Ik ben islam en Egyptische cultuur dankbaar voor de bijzondere tijd die ik hier heb.

Monday, April 16, 2007

Chaos met balans

Zaterdag, 14-4

Ik blijf me verbazen over de mensen hier. Over hun verschillen en overeenkomsten, over de indruk die ze wekken, die soms totaal niet overeenkomt met hoe ze in werkelijkheid zijn. De meisjes van de hoofddoekwinkel uit onze straat vroegen me steeds langs te komen, nadat ik ze had geintervieuwd voor mijn presentatie over hoofddoekjes. Steeds heb ik het verzoek afgeslagen, uit angst te veel anders te zijn dan zij, te erg te shockeren, ze liever in de waan latend dat ik ook halal ben, gelovig als zij, praktiserend als zij, me houdend aan tradities als zij… Ik moest en zou vandaag een bebs bij ze drinken en kwam er niet meer onderuit. Tot mijn grote verbazing en opluchting nodigt het gesluierde meisje, dat ook nog eens Gihad heet, mij uit om naar de disco te gaan, en kom ik erachter dat ze zelf mag bepalen waar en tot hoe laat ze uitgaat, een bikini draagt op het strand en af en toe een sigaret rookt… Verbouwereerd kom ik de winkel weer uit, alle mensen op straat argwanend aankijkend, me afvragend hoe de vrouwen die in niqab voorbijkomen er uitzien en of ze dat ding ook wel eens af doen om ’s avonds te gaan stappen… Ik voel me ineens zelf de conservatieveling, de ouderwetse sukkel van het platteland die nog denkt dat gesluierd zijn inhoudt dat je alle wetten van God honderd procent nauwkeurig uitvoert… ik heb een lesje islamitische moderniteit nodig.
Met Susanne bezocht ik haar moeder in Dahab, die daar een maand verbleef en bevriend is met een bedouienfamilie. Niks geen tentenkamp, gewoon degelijke appartementen met de gezelligheid van een Amsterdamse koninginnedag, maar dan zonder bier. De meisjes wilden ons dolgraag opmaken en versieren naar de traditie, en er werden doekjes en zware kohl bijgehaald. Al snel bleek, hoe sexier hoe beter: een beetje meer zichtbaar haar, een iets doorzichtiger hoofddoekje, een beetje meer zwart rond de ogen… na de daad schaterde moeders dat ze bang was om mij aan haar man voor te stellen. Daar ging mijn veronderstelling dat vrouwen zich bedekken om minder verleidelijk te zijn. Gerustgesteld over het feit dat meiden onder elkaar altijd gezellig zijn, ongeacht hun afkomst en de mate van gelovigheid, voelde ik me meer dan thuis en kon lekker de toerist uithangen aan het strand van Dahab, van waaruit je Saoudi-Arabie kon zien liggen, en je omringd bent door de meest prachtige omgeving. Ik heb gesnorkeld, op een Quadbike door de omliggende zandvelden van Dahab gecrossed en heb midden in de nacht de berg van Moses beklommen om vervolgens een prachtige zonsopgang op de top mee te maken. Het geheel was ongelofelijk; die uitgestrekte bergen die langzaam lichter en zichtbaar werden, die vreselijke kou die langzaam zachter werd door de stralen van de zon, terwijl een horde pelgrims zich verzameld had rond een klein kerkje dat op het hoogste puntje van de berg stond, en steeds harder begonnen te zingen en klappen, en een steeds groter wordende groep toeristen zich bewapende met fototoestellen… ik dacht even dat de Tien Geboden nogmaals uit de hemel zouden neerdalen.
Toen we een paar dagen later terug in Cairo waren kwam Camiel op bezoek. Zijn aanwezigheid, en zijn eerste indrukken van deze gekke stad, die mij mij nu niet meer opvallen, hebben me er weer aan herinnerd hoe anders dingen werken dan bij ons. Zo is het in Nederland zo, dat als je reserveert in een hotel, en ook nog eens terug moet komen om de reservering te bevestigen, je er vrijwel zeker van kan zijn dat je ook daadwerkelijk een kamer hebt als je er aan komt. Niet in Cairo. De jongen die me geholpen heeft was nieuw, met de excuses, maar er was niks meer aan te veranderen. Na enigszins begrip te hebben gekweekt over het feit dat mijn gast toch werkelijk ergens zou moeten slapen, kreeg hij een kamer toegewezen met vijf anderen, en nam ik daar dan maar genoegen mee. Het was leuk geweest als het bed waar hij had moeten slapen ook werkelijk vrij was geweest, toen hij om drie uur ’s nachts doodmoe van de dag aankwam, maar helaas… na veel gedoe moest hij midden in de nacht nog naar een ander hotel verplaatst worden. Het mooie is dat die mensen, als de situatie voor de gast wat ongemakkelijk wordt, geen spier vertrekken, en precies dezelfde manier en in hetzelfde tempo doorgaan met hun werk, zonder dat je ook maar even het gevoel krijgt dat ze met je meeleven. Ook zullen ze nooit zelf toegeven dat ze iets niet weten, maar altijd iets verzinnen wat er op lijkt. Zo krijg ik bij restaurant Felfela niet mijn groene bonen die ik besteld had, waarvan me wel werd verteld dat ze er waren, en als ik insisteer, krijg ik het prutje bruine bonen terug met een berg peterselie erop, met de mededeling dat ze ‘nu groen zijn’… Het probleem in Egypte is ook gewoon dat er altijd veel te veel mensen in dienst zijn, die allemaal niet zo veel te horen krijgen over de functie die ze bkleden, daardoor ook niet zo creatief zijn en uberhaupt geen zin hebben om hard te werken voor het schamele loontje dat ze krijgen. Bedelaars zijn er, in ieder geval in het centrum, dan ook niet in overvloed; iedereen wordt een klein beetje aan het werk gehouden, zodat er niet een totaal volksverzet uitbreekt, en de economie wankel boven de grond zweeft, maar nooit helemaal instort. Hoe Europeser en luxer, hoe meer mannetjes er aan het werk worden gezet. Zo begaven we ons naar de ‘Latex’-disco, een naam die opzich al lachwekkend genoeg was, waar vijf mannetjes in pak de entree aan het bewaken waren. Toen we door wilden lopen, moesten we eerst op de mudir wachten, aangezien vijf man beveiligingspersoneel natuurlijk niet genoeg is om te kunnen beoordelen of een lief blond meisje al dan niet de disco in mag. De Langverwachte kwam aan, begon met de grootste zorg en zorgvuldigheid mijn tas de doorzoeken alsof hij er een opleiding voor gevolgd had, en griste vervolgens de drie piramidebeeldjes die ik op de markt had gekocht uit mijn tas en schreeuwde: “Wat is dit..?!” Enigszins lacherig probeerde ik uit te leggen dat toeristen in Cairo misschien wel eens een piramidesouvenir kopen en dat hij zoiets toch wel eens eerder gezien moest hebben; hij was totaal niet van mijn sceptische opmerkingen gediend. De club was gevuld met toeristen en rijke Egyptenaren, die zich allemaal van hun beste kant wilden laten zien en zonder blikken of blozen een hele show voor de spiegel weggaven. Ik vraag me af of de meisjes die er waren overdag hun hoofddoek weer opdoen…
Een heel ander uitgaansleven is te vinden in de Haram Street, waar talloze sha’bi nightclubs met buikfdanseressen te vinden zijn. Hier komen geen toeristen, wel rijke Eyptenaren, die met de meest denegrerende gebaren geld op de grond strooien en de buikdanseresjes bij elk briefje nog iets harder proberen te lachen, terwijl een jongen met razende snelheid alle briefjes om haar heen weer opraapt en verzameld. Een merkwaardig ritueel. In ieder geval is het typisch Egyptisch, en zijn ook hier weer teveel mensen aan het werk, serveersters die bij gebrek aan werk verveeld voor zich uit staren en een sigaret opsteken, af en toe lachen naar vaste klanten, en op de wc is er zowaar iemand die je papier en zeep aangeeft; het viel me nog mee dat ie niet bij me op de pot kwam zitten.
Rare jongens, die Egyptenaren. En dan die afspraken! Alleen een Egyptenaar, in dit geval onze vriend ustaz Nasr, maakt een afspraak met twee mensen tegelijkertijd om 10 uur, één in Giza en één in Mohandisin, terwijl hij zelf twee uur later aan komt kakken. Alleen een Egyptenaar, een mannetje bij een sieradenwinkel in Khan alKhalili, kijkt me bloedserieus aan en zegt, nadat ik na een half uur wachten vraag hoe lang het nog duurt voordat de armbandinscriptie klaar is: “Ik zei toch vijf Egyptische minuten..?” En alleen een Egyptenaar kan het presteren om alleen gebruik te maken van Eurpese tijdsbegrippen als het hem uitkomt. Mannetje op toeristenbootje in de Nijl terwijl hij al bijna is aangemeerd en ik vraag of we niet nog wat tijd over hebben: “U heeft nog 13 minuten!”
Ik weet niet wat het is met die mensen. Misschien komt het door die vreselijk verkeersdrukte waardoor je nooit kan inschatten of je ergens binnen vijf minuten of vijf uur bent, misschien komt het door de overbevolking die zo goed en zo kwaad als het gaat schijnbaar klakkeloos maar aan het werk wordt gezet en daardoor niet eens zin hebben om hun best te doen, misschien komt het door de tegenstrijdigheden wat betreft religie en dat wat wel en niet mag bekend is, maar niet wordt uitgesproken, en iedereen altijd samen is maar ondertussen totaal zijn eigen gang gaat… dit land is een grote chaos, maar van zodanige aard, dat het een totale harmonie met elkaar vormt. Zou iemand één Europese ‘verbetering’ aanpassen, één bus op tijd laten rijden, één keer een goede inlichting geven bij de informatiebalie, dan zou alles totaal ontsporen. Cairo is georganiseerd in zijn chaos, en je wordt niet geacht je er aan te storen, maar eraan mee te doen. Zonder stress, zonder haast, wachtend op wat het lot je brengt, en als het even niet mee zit, haalt de Egyptenaar gewoon een uitdrukking uit hun prachtige taal die alle onrust doet bedaren: Ma’lesh, iddinya kida!

Friday, March 30, 2007

Nieuwe inzichten


Vrijdag, 30-3

Ik vind de veronderstelling die ik altijd had bevestigd: hoe meer je ziet van de wereld, hoe wijzer je wordt en hoe meer je je leert open te stellen voor dingen die je vreemd zijn. In een land als Egypte leven is zo anders, zo overweldigend dat je niet weet wat je er mee aan moet in het begin. Onbegrip is het, niet snappen wat mensen bezielt, en erger nog: een diep verscholen gevoel dat je het eigenlijk wel beter weet dan die rare schepsels om je heen, misschien een soort kolonialistisch gedachtengoed, of een vanzelfsprekende arrogantie van de Westerling, die ook bij mij, aanhanger van algehele salam il’alam, ver weg ergens beslag legt op mijn manier van denken… ik durf echt te bekennen dat ik me soms zo heb gevoeld, puur om mezelf te beschermen, om een reden te vinden waarom ik soms niet pas in deze rare samenleving. Ik ben me er steeds meer bewust van geworden hoezeer we allemaal een manier van kijken aangeleerd hebben gekregen, hoezeer je alles wat je meemaakt toetst aan een bepaald soort Waarheid die je onomstotelijk acht, maar uiteindelijk ook maar is verzonnen door de omgeving, door de maatschappij, en een beetje door jezelf… afgelopen weekend heb ik mijn voet verstuikt, toen ik in Luxor was, en mezelf de ideale toerist waande, rondzwervend door tempels en musea, maar vervolgens vergat dat het niet handig was een Egyptische-stijl-trapje te beklimmen met mijn fototoestel in mijn ene hand en ondertussen mijn gidsje te lezen in mijn andere hand… ik viel zo hard dat allebei mijn slippers gescheurd waren en ik de taxichaffeur per direct naar de dichtstbijzijnde shib-shib winkel moest sturen, op blote voeten naar binnen rende en de eerste de beste slippers van het rekje griste. “Ga je niet afdingen?” vroeg Souad nog toen de verkoopster me 35 pond vroeg. Overal op afdingen, ongeacht of de prijs redelijk is, is net zo gewoon geworden als goedemorgen zeggen, maar in dit geval was het toch echt te belachelijk. Ik zag al voor me hoe ze me zou aankijken, me succes wensend op mijn blote voeten naar de Vallei van de Koningen… aan het eind van de dag begon mijn voet toch behoorlijk pijn te doen, en toen we een stel jongens tegenkwamen waarvan er een claimde een EHBO cursus in het leger gevolgd te hebben, en aanbood om me te ‘genezen’, heb ik weifelend ingestemd. Het crèmepje en heet water waar hij mee aan kwam zetten leek volkomen onschuldig, totdat hij met harde hand van alle kanten in mijn voet begon te knijpen, en ik het letterlijk uitschreeuwde van de pijn, denkend aan vorige keren dat ik iets soortgelijks aan mijn voet had in Nederland, en herinnerde me de gezichten van alle doktoren en fysiotherapeuten: Vooral niet forceren. Rust houden. Veel ijs. Drie weken niet werken. Zes maal per dag oefenen je grote teen een beetje te bewegen… ik dacht dat ik voor het leven gehandicapt zou zijn na deze behandeling, die zo onnatuurlijk aanvoelde dat ik dacht dat ik gek werd, en ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik de eerste de beste Egyptenaar mijn tedere voetjes toevertrouwd had… een uur later was alle pijn weg en ik kon weer lopen alsof er nooit wat gebeurd was. Ongelofelijk. Een van de Westerse Waarheden: onze geneeskunde. Een goede methode, maar slechts een onder vele anderen, die wij als onwaar beschouwen.
Maar ook wat betreft de kleinere, maar meest wezenlijke dingen merk ik me anders op te stellen. Zo kan ik het niet laten alles te eten met brood, zoals lunch en avondeten meestal gegeten wordt, zonder bestek te gebruiken. Ik ben gaan houden van de Egyptische manier van eten, en mis het schaaltje met houmus of tahina als het er niet staat, terwijl ik dat voorheen echt niet eens wegkreeg. Smaak verandert ook esthetisch gezien: Ik merk dat ik automatisch vermijd kleren aan te trekken die te veel bloot laten zien, zonder dat bewust te doen omdat het degelijk en geintegreerd is, maar omdat het normaal aanvoelt. Van de traditionele kledendracht moest ik voorheen eigenlijk niets hebben, en vond de galabiyya’s die mannen droegen wel leuk voor de foto, maar beschouwde ze toch wel een beetje als rare soepjurken: ik vind het nu prachtig staan, zowel aantrekkelijk als netjes en dagelijks, en heb voorkeuren voor ‘die, of die andere’, zoals ik dat heb als ik schoenen ga kopen in het winkelcentrum.
Toch is er een ding, dat voor iedereen die er niet Egyptisch uitziet, nooit went, dat een onomstotelijke barrière schept voor algehele integratie, dat soms meer, soms minder stoort en op z’n best verdraagzaam is: de onophoudelijke stortvloed van de bemoeienis van mannetjes, die of geld, of dat andere van je willen. In Luxor, het bolwerk van de Egyptische schat aan oudheden en daardoor trekpleister nummer één voor toeristen, probeerden Souad en ik rustig langs de Curniche te lopen.

-Oh hello, hello, welcome in Egypt! You want free feluka…? Where’re you from?
-…
-Welcome! Peanuts? Postcards? Where you from? You want to marry me..?
-…
-pss pss.. pssss… hello welcome…
-…
-Taxi? For free! Hantur? You’re beautiful…! Taxi..? Taxi..?
-la, mutshakkirin.
-You speak Arabic? You want taxi? Ya halawa!
-…
-pss psss..psss..
-…
-Welcome! Come to my shop, I don’t want buissiness, I am honest man..! Where’re you from? Where’re you from? …Hé!.. You’re so pretty! Come to my shop..!
-khallina, min fadlak, khalas!
-Oh, you speak good Arabic.. where’re you from? Where’re you from? Where’re you from?
-…
-psss..psss… ya ‘asil…
-…
-hello… hello… hello… I love you…
-…
-Taks? Taks? Taks? Are you Russian? Where’re you from?
-Ihna masriyyin min Qahira, binkallim liblib, aho!
-You speak Arabic? Where’re you from? What’s you’re name?
-…
- E ilhalawa di..? ya ‘asil, ya ishta! psss..psss…

Je moet je voorstellen dat dit zich in zo’n anderhalve minuut afspeelt als ik het ruim neem, dus na een half uur ‘rustig’ wandelen waren we gewoon totaal uitgeput. Een restaurant invluchten en in de uiterste hoek gaan zitten is het enige redmiddel. Tot tien tellen helpt niet. Serieus met die mensen praten helpt ook niet. Ze luisteren nooit, ze denken ook niet na bij wat ze zeggen, het is simpelweg een gewoonte op de toeristische plekken in Egypte; zelfs toen we een fiets hadden gehuurd, zodat we in ieder geval het handtastelijke gedrag konden vermijden, riepen die mensen nog steeds taks taks taks, alsof ze hun dagelijkse mantra oplazen…
We kalmeerden onszelf door af en toe vrienden te maken, zodat we in alle rust over de suq konden lopen (omdat niemand een woord durft te zeggen als er Egyptische mannen bij zijn), en door ons triomfantelijk trots te voelen, telkens als het lukte twee kaartjes voor Egyptische prijzen te bemachtigen – Mijn vader is Egyptish! Ik werk hier! Mijn naam is Zainab! Alleen door mijn blonde haar ben ik geen Arabier? Racisme heet dat, haram ‘alekum!!
Het is zwaar hier voor toeristen, en hoe dicht ik me soms bij deze cultuur voel staan, hoe groot de statusverschillen vervolgens blijken, die me weer herinneren aan mijn plaats in dit land. Maar het is lang niet zo zwaar als voor de Egyptenaren zelf, die iedere dag hun schamele loon bij elkaar moeten praten, in een onderdrukte samenleving leven onder de vlag van democratie en vrije verkiezingen die geheel door de regering worden beheerst, en moeten kampen met de enorme klasseverschillen, die hen er voortdurend aan herinneren wat voor ‘soort’ ze zijn, en alleen in de moskee even kunnen worden vergeten.
Vandaag hebben we meegedaan met het vrijdagsgebed in de Al'Azharmoskee. Wel helemaal zoals het hoort natuurlijk: eerst thuis geoefend met de bewegingen, toen hebben we ons gereinigd volgens de wudu', en vervolgens liepen er drie hoofdoekjes het appartementcomplex uit. Ik was blij dat onze bawwab er niet was, die had waarschijnlijk een hartverzakking gekregen.
Het verschil was al merkbaar in de taxi: geen gezwaai en luchtkusjes, slechts een kort verbaasde blik, waarna weer naar de andere kant werd gekeken. In het restaurant op Khan alKalili, waar ik een maand eerder nog voor ik het wist besprongen werd door een berg mannetjes, werden we vriendelijk en rustig onthaald, kregen een kaart in het Arabisch aangereikt, en we werden zowaar van te voren gewaarschuwd dat de Koshari hier wel 10 pond kostte, in plaats van de gebruikelijke twee en half, met oprechte excuses.
Het gebed was bijzonderder dan ik had verwacht, de Koranteksten klonken prachtig en de mooie gebedsruimte deed de woorden eer aan. De twee ruq' a's die we samen deden met alle vrouwen, waarbij iedereen zij aan zij en met de voeten tegen elkaar aan staat (zodat er geen duivel tussen kan komen), deed mijn gevoel van saamhorigheid zo erg groeien dat ik tranen in mijn ogen kreeg. Ik voelde me voor het eerst niet anders, een deel van de samenleving, en geen verdwaalde toerist... Egypte is een raar land, waar je makkelijk van kan houden, maar waar je soms net zo makkelijk uit weg wil vluchten, buitenlanders en Egyptenaren. Kijk en/of lees The Yacoubian Building, ‘t is een aanrader. Wie denkt dat we in Nederland een probleem hebben met vrijheid van meningsuiting: ‘ul alhamdu lillah.

Monday, March 19, 2007

De tegenstellingen binnen de Egyptische samenleving

Zaterdag, 17-03

Het staat in Lonely Planet perfect verwoord met een quote van Nawal ElSaadawi, onder een kopje ‘le paradox cairote’: ‘“C’est une ville que j’aime et que je hais. Á l’instant où je reviens d’un voyage à l’étranger, j’ai envie de repartir. À l’instant où je m’apprête à partir, quand je suis dans l’avion, j’ai envie d’en sortir d’un bond pour rester.” Après quelques temps passé au Caire, vous la comprendrez parfaitement.’
De extreme tegenstellingen op allelei vlakken vallen voortdurend op hier in Egypte. De vierentwintiguurs mentaliteit, de chaos, het voortdurend gebrek aan systeem en de overweldigende drukte en vervuiling is een onderdeel van mijn dagelijks leven en ik ben me er op een rare manier in thuis gaan voelen. Echter, zodra je een kwartiertje buiten Cairo bent is het een wereld van verschil. De prachtige woestijnachtige omgeving, de schone frisse lucht, de zachte wind en de hete zon, die nu niet je kleren klam en verstikkend aan je lijf laat plakken, maar heerlijk aanvoelt en nooit vervelend heet wordt. Zo waren we van de week in Fayoum, een oase dorpje, net een halfuurtje rijden van Cairo, een paradijsje a la Bounty-eiland… er was zowaar een groot meer, een vogelgebied en toverachtige natuur. De toeristenplaag is hier nog niet toegeslagen, waardoor de relatief weinige mensen die er leven met bewondering toekeken hoe wij ons met een grote bus door de hobbelige straatjes persten. Vogels waren overal te horen, ezeltjes, honden, zelfs ganzen en flamingo’s waren er te vinden.. er leken meer dieren dan mensen te zijn: wat een verschil met die overbevolking in de stad. Het was heerlijk om er rond te lopen, te kijken, zelfs te ruiken (echt, mensen die de lucht uit Cairo gewend zijn weten waar ik het over heb) en daarna heerlijk te eten.
Maar ook in Cairo zelf loop ik voortdurend tegen bizarre tegenstrijdigheden op. Het verschil tussen arm en rijk is onwerkelijk en ik vergeet vaak dat ik bij de tweede groep hoor, en schrik telkens weer, als ik in het winkelcentrum besef dat een doorsnee Egyptenaar daar met een heel maandsalaris precies twee onderbroekjes kan kopen. Als toerist voel ik me in Egypte dan ook gehaat en geliefd: het voortdurend afgezet worden voelt beledigend aan, maar is ook volkomen begrijpelijk. Ik word overal uitgenodigd, wat soms bijzonder vertederend is, en soms vervelend omdat het duidelijk is dat ze wat anders van je willen dan je gezelligheid. Soms irriteer ik me aan het feit dat ik voortdurend Arabische zinnen naar mijn hoofd gegooid krijg, en soms kan ik iemand wel wat aandoen als hij, nadat ik al een half uur in het Arabisch aan het praten ben, nog steeds antwoordt in het Engels. Laat staan het gevoel dat me overkomt na het zoveelste “Welcome in Egypt!”, terwijl dat natuurlijk ook niet het einde van de wereld is: Als wij in Nederland elke buitenlander een “Welkom in ons land!” zouden geven, zou het er heel wat gezelliger aan toe gaan… Paradoxale gedachten typeren mijn gevoel en extreme uitersten typeren dit land.
Zo is het gerespecteerde ideaal van de vrome moslim en diens halal gewoontes, soms in strijd met de dagelijkse werkelijkheid. Naast de opbrenst van Vodafone- en Mobinil kaarten, levert de inmense sigarettenverkoop de staat het meeste geld op. Alcohol is vrijwel alleen in hotels te krijgen, of in de slijterij Drinky's, waar bier en wijn verkocht wordt. Om er echter voor te zorgen dat je hier aankopen kunt doen zonder dat iemand iets afweet van de verderfelijke daad, zijn de tasjes van Drinky's helemaal zwart, zonder enige merknaam erop. Echter is deze onderneming ondertussen alom bekend en weet iedereen, als iemand met een zwart plastic tasje over straat loopt, waar dit vandaan komt...
Egypte is de laatste jaren behoorlijk wat conservatiever geworden, en je ziet nog maar weinig vrouwen zonder hoofddoek (hetgeen een enorm verschil is met een aantal jaar geleden, toen er vrijwel geen hoofddoekjes te bekennen waren), en dragen velen niqabs. Tegelijkertijd mogen vrouwen met hoofddoek bijvoorbeeld vaak geen shows op televisie presenteren, of overheidsgerichte functies bekleden, zoals de ambtenaren in de Mugamma’.
Ik deed een klein interview met een aantal mensen over de hoofddoek; wat de reden was dat men hem droeg, of er soms sprake kon zijn van onderdrukking, of de wereld beter zou zijn als alle vrouwen een hoofddoek zouden dragen, of het waar was dat vrouwen soms een hoofddoek dragen om hun haar niet te hoeven te doen, en meer van dat soort triviale, platte vragen, die toch haalbaar zouden zijn in mijn hakkelige Egyptisch. De reacties waren echter heftiger dan ik verwachtte, en ik kreeg al snel preken over het geloof en de ‘goede’ moslima, die niets te maken hadden met mijn vragenlijstje. Het werd al snel duidelijk dat mensen de hoofddoek, als een van de religieuze symbolen, aanhangen als een houvast in moeilijke tijden, want zoals al eerder vermeld, heeft de gemiddelde Egyptenaar het niet makkelijk. Ook bestaat er, zoals we weten, zoiets als een discours over islam over de gehele wereld, dat ook haar effecten heeft in Egypte. Mensen hier denken vaak net zo eenzijdig over het Westen als wij over de Arabische wereld. Zo’n uitspraak van een gek als Wilders, beschouwen de meeste Nederlanders hamdu lillah nog steeds als kletspraat, maar heeft wel het gevolg dat het hier uitgebreid in de kranten staat, en wordt gezien als De Visie van Nederland. Het ‘zij’ tegen ‘wij’ kwam zonder dat ik erom vroeg direct ter sprake in de korte gesprekjes, en mensen waren vaak een beetje boos, of op z’n minst bezorgd. Iedereen wilde me ervan overtuigen dat ze van nature volledig praktiserend moslim zijn, ontkennend dat maatschappelijke omstandigheden hiervoor zouden hebben gezorgd.
Het nachtleven in Cairo laat een heel ander soort toewijding zien. In de bars drinken Egyptenaren veel en roken als ketters, terwijl de vrouwen zeer schaars gekleed uitbundig op de tafels dansen, alsof ze jaren op de betreffende gelegenheid hebben gewacht. Bij de kawafer, de kapper voor vrouwen, zit het donderdagavond bomvol met zwaar opgemaakte dames die hun haar verleidelijk laten opsteken en nog meer make-up op laten doen; zeer waarschijnlijk prostituees die zich klaarmaken voor de dienst.
Ook de voorbeeld-foto’s bij de fotowinkel laten de extreme schoonheidsidealen zien, waar vrouwen in de meeste kitsche omgeving met veel te veel make-up en veel te veel bloot op een Bold&theBeatiful-achtige manier gepositioneerd zijn. Niet alleen is er een tweedeling tussen de hyper-conservatieven en de losgeslagen vrouwen, maar zijn er ook genoeg behoofddoekden met grote oorbellen, te veel lippenstift en hakken die zo hoog zijn dat ik mijn benen erop zou breken. Het gekke, mooie zelfs, van Cairo is dat al deze mensen in complete harmonie samen lijken te leven, en dat het net zo normaal is voor hen als dat het vreemd is voor ons om behulpzaam naar elkaar toe te zijn maar zich niet te veel te bemoeien met andermans zaken, het lot in Gods handen latend.
Contact leggen met vrouwen is voor mij overigens gecompliceerd; contact hebben met een buitenlander verhoogt iemands status, in de familie en in de maatschappij in het algemeen, en ik ben gedwongen om me daarvan bewust te zijn. Zo heb ik in een winkel gestaan om informatie voor het een en ander te vragen, waarna de verkoopster mij vroeg om mijn nummer, zodat we ‘vriendinnen’ konden worden. Tegelijkertijd zijn Egyptenaren over het algemeen ontzettend gastvrij van nature, dus het is soms heel moeilijk op te maken wat iemand precies bedoelt en wat hij of zij van je wil.
Op een ouderwets geslaagd studentenfeest bij een van de studenten van het instituut thuis, waar het een aangename mengeling van nationaliteiten was, waag ik mij dus maar aan de mannen, om een beetje Egyptisch te kunnen babbelen. Dat kostte me dus een ‘Amr, een Karim en twee Mohammeds in mijn telefoon, aangezien elk gesprek steeds uitdraaide op één ding en ik steeds weer een nieuwe gesprekspartner moest zoeken… Zuchtend loop ik naar huis en overweeg om morgen zo’n zwart ding over mijn hoofd te doen. In de taxi pijnig ik mezelf met gedachtes die beginnen met ‘het is niet eerlijk…’, gedachtes die dus nooit ergens op uitdraaien, en ik begin mezelf ontzettend zielig te vinden. Als de taxichauffeur me bij aankomst tien pond teveel wil laten betalen en het alom bekende quasi-verbaasde gezicht opzet als ik protesteer, barst de bom en gooi ik al mijn het-is-niet-eerlijk-in-Egypte-gedachtes eruit, totdat ik na twintig minuten nog maar vijf pond te veel betaal en besluit het daarbij te laten. Als ik in bed lig beur ik mezelf op met het besef dat ik ondanks alles een hele avond strict Egyptisch heb gesproken, in het Egyptisch een taxichauffeur terecht heb gewezen en bovendien nog geld teruggekregen heb ook. Geintegreerd? Voor zover als het mogelijk is voor een blonde buitenlandse, geregeld als ik ben, in deze ongeregelde stad met haar onbegrijpelijke tegenstellingen… mish battal..!

Sunday, March 4, 2007

Zijn de cultuurverschillen toch te groot?

Zaterdag, 03-03

Het waren inderdaad momenten van bezinning. Vrijdag kwamen we na een vermoeiende busrit aan in het oasedorpje Bahariyya. Dit was direct een totaal andere wereld dan in Cairo: in het dorp was één supermarktje, die niet als zodanig herkenbaar was, een garage en een fietsenmaker (jawel, mensen fietsen hier), en de weinige vrouwen die over straat liepen waren van top tot teen bedekt in niqabs. Hoewel het een moment even schrikken was, waren de mensen bijzonder vriendelijk en respectvol, en heb ik me geen moment onwelkom gevoeld; bovendien was de zuivere lucht en het ontbreken van hels autogetoeter een groot genot. Ook het hotelletje waar we sliepen was paradijselijk mooi met grote tuinen en palmbomen, en afgezien van twee verdwaalde Duitsers was er niemand te bekennen en was het er dus heerlijk rustig. ’s Avonds mochten we een bedouinenfeestje bijwonen, waar we aanvankelijk weifelend binnengingen, toen we een grote kring van alleen maar mannetjes zagen zitten, waarvan een paar met een trommel in hun hand. We werden echter hartelijk ontvangen, kregen de hele avond prachtige muziek te horen, en de sfeer was zo gemoedelijk dat we zelfs nog hebben gedanst, naar voorbeeld van een professionele danser, die zijn heupen schudde alsof het een vrouw was. Het viel op hoezeer we met respect behandeld werden; zo werd er voortdurend voor mierzoete sterke bedouinenthee gezorgd (waar ik nu verslaafd aan ben, en er zeer gefrustreerd en tevergeefs op zoek naar ben in Cairo), werden we geen moment aangestaard zoals ik dat ondertussen gewend was, en wachtte men met verder spelen toen we opstonden om weg te gaan. Het was een hele leuke en bijzondere avond.
Zaterdag vertrokken we vanuit Bahariyya naar de zwarte woestijn, vervolgens hebben we op de grens tussen de witte en zwarte woestijn overnacht, en zijn zondag de witte woestijn doorgereisd. Ik dacht altijd dat de woestijn gewoon een enorme zandbak zou zijn, maar het tegendeel bleek waar: achter elk heuveltje bloeide een nieuw landschap op waar mijn fototoestel van overwerkt raakte.. Met een jeep crossden we van zwarte rotsachtige velden tot witte heuvels, alsof het ijsbergen waren, en van rijzende bergen met een roodachtige verschijning tot schijnbaar eeuwig uitgestrekte gele zandvlaktes. Wanneer we uitstapten in die onmetelijke ruimte, waarin het leek alsof we de eerste vier geschapen mensen op aarde waren, keken we, nooit eerder zo ver en intensief, en was er een rust te voelen waarvan ik niet wist dat die bestond. De oase waar we ’s middags aten, was als die uit een stripverhaaltje, met wuivende palmen, een natuurlijke mineraalbron en eindelijk wat schaduw tegen de hitte. En ’s avonds, nadat we de tent hadden opgezet en gegeten hadden, maakte de zon plaats voor een hemel met sterren, zo veel en zo helder, dat het onwerkelijk was. Ik heb in mijn hele leven nooit mooiere dingen gezien als in deze twee dagen.
De gids Mohammed bleek ideaal in dit geschetste plaatje: met zijn 23 jaar oud, gebruinde huid, galabiyya, baardje en brilletje, was het een prachtige verschijning om te zien. ’s Avonds bij het vuur hielden we tot een uur of drie doortastend vol zijn moeilijke oase-accent te ontcijferen, en het bleek al snel dat hij een bijna angstaanjagende mensenkennis had, en zich intensief bezighield met het geloof, lot en toeval, en de spirituele zaken van het leven. Je kunt je voorstellen wat dit voor effect had in combinatie met die droomachtige omgeving: Susanne was op slag verliefd, en gevoelens bleken wederzijds.
Aansluitend was er een studiereisje met het instituut. Zondagavond kwamen we aan in Farafra, waarna we de volgende dag met de andere studenten doorreisden naar Dakhla, en daar tot donderdag bleven. We bezochten onder andere twee oude steden, waarvan een onder leiding van Fred Leemhuis en kregen in het archief van Bashendi een uiteenzetting van Ruud Peters over diens onderzoek naar oude Arabische geschriften. Twee musea, een warmwaterbron en een oude Romeinse piramide stonden ook op het programma, en alles was zeer de moeite waard, maar vooral de prachtige omgeving deed de reis eer aan. Echter kon niets de Saharatrip overtreffen, en waren we er iedere dag nog helemaal vol van. Susanne was nauwelijks aanspreekbaar, en besteedde haar laatste pondjes aan urenlange telefoongesprekken met de bedouineman Mohammed.
Omdat we vrijdag in Cairo wilden zijn, vertrokken we met zeven studenten donderdagmiddag al vanuit Kharga, en bedachten we dat de snelste doch goedkoopste manier om er te geraken, was om eerst met een minibusje naar Asyut te gaan, en vervolgens daar de trein naar Cairo te nemen. Uit dit reisje bleek weer wat voor extreme maatregelen er in Egypte getroffen worden voor toeristen. Alleen al op weg naar het station in Kharga werden we begeleid door een auto met officieren in militairachtige pakjes en moesten we om een of andere duistere reden een naam opschrijven op een nog duisterder papiertje. Na de vijf keer herhaalde ‘tip’ van een van de mannetjes dat ik toch echt meer moest aantrekken over mijn al degelijke t-shirt zonder decolleté, vertelde hij ons nog dat we bij ieder checkpoint onderweg onszelf als saba’ mukhtallifa (‘zeven verschillenden’) moesten aanduiden, als sleutel tot de snelste afhandeling. Het bleek te werken; er waren zo’n vijf checkpoints onderweg, waarbij telkens vier mannetjes tegelijk kwamen aanstormen en schijnbaar leken te vechten om wie het eerst het hoofd de auto in mocht steken. Na het sleutelwoord te roepen bleek dat ze inderdaad geen vragen meer konden stellen, en konden we vrij snel weer verder rijden. Sommigen probeerden nog grijnzend een where-you-from-achtige opmerking, maar we kwamen er in ieder geval zonder kleerscheuren vanaf. Voordat we Asyut binnen mochten, moesten we dan toch nog een kwartier wachten op de mannetjes die nu met z’n vijftienen waren, en waarschijnlijk onze beschrijvingen doorbriefden aan de locale politie, aangezien we daarna tot aan het treinstation op de voet gevolgd werden door een zware auto. Eindelijk in de trein aangekomen, nadat we die tien stappen naar het perron begeleid waren door weer drie mannetjes, waren we blij dat we een eerste-klas kaartje hadden: de reguliere klasse coupé’s zagen eruit als gedeukte blikken containers met zoveel Egyptenaren erin geperst, dat ze bijna uit het raam leken te vallen.
Toen we na een lange rit van een medepassagier vernomen dat de volgende halte Cairo was, raapten we Nederlands gehaast onze koffers bij elkaar en gingen vast bij de deur staan. We zijn vervolgens een uur later pas uitgestapt, omdat iedereen die we het vroegen dat hele uur maar bleef volhouden dat we er over vijf minuten zouden zijn. Het is echt een onmogelijke combinatie, Egyptenaren en tijdsinlichtingen. Nu wil het geval ook, dat ze in de Egyptische trein niet omroepen bij welk station we zijn, uberhaupt niet dat we bij een station zijn, en bleek dat men simpelweg moet weten waar hij moet uitstappen door de deur open te doen (die kan je dus gewoon opendoen terwijl de trein rijdt) en aan de bomen te herkennen waar hij zich bevindt… Eindelijk stappen we dan op het juiste station uit, en ruiken de smoglucht van Cairo die op een rare manier goed doet, en besef ik dat ik zowaar heimwee heb gehad – Cairo is thuis geworden en de Egyptenaren mijn gelijken.
Susanne sluit zich weer bij ons aan, na afsluiting van het zoveelste liefdestelefoongesprek, bedrukter dan anders: Mohammed blijkt getrouwd en een kind te hebben… “Die stomme Egyptenaren ook altijd met hun uithuwelijkprocedures..!” roept Souad uit. Mmm.. misschien zijn cultuurverschillen soms toch te groot..? Ik wil het nog steeds niet geloven, vooral niet na alle feiten die dat hebben tegengesproken hier. Susanne volgens mij ook niet, en trekt een gezicht alsof ze nadenkt over hoe dit probleem opgelost moet worden… to be continued!

Tuesday, February 20, 2007

De realiteit

Maandag 19-02

Wat vliegt de tijd - ik besef ineens dat er alweer bijna een maand opzit en dat er dus al een kwart van de kostbare tijd hier voorbij is. Mijn tijdsbesef lijkt hier überhaupt veranderd te zijn. Voortdurend ontschiet me hoe laat het is, op welke datum we leven en soms zelfs welke dag het is. Misschien komt het door de andere schoolweek hier (omdat vrijdag gebedsdag is, zijn er lessen van zondag t/m donderdag, en is zaterdag 'onze zondag'), of door de Egyptische routine tijden - men eet hier veel later dan om 's Hollands klokslag zes, in het weekend zelfs rond tien a elf uur, om daarna tot vreselijk laat in bars en shisacafe's te hangen, en daarna meestal nog een hapje te doen in een van de vele snackbarachtige starestaurants. Hierdoor zijn alle horecagelegenheden constant open, en vraag je je af wanneer het personeel eigenlijk moet slapen; het leven gaat hier echt 24 uur per dag door. Het enige verschil tussen dag en nacht is merkbaar als je na twaalven in een taxi stapt, die ineens vrij baan heeft op de enorme wegen overal in Cairo, waar overdag net zoveel auto's door elkaar rijden als er mensen in Amsterdam lopen op Koninginnedag. Op de grote straten die meestal driebaans zijn, kunnen zich rustig vijf rijen auto's naast elkaar vormen, en krijgen het op een of andere manier voor elkaar om toch binnen luttele seconden drie keer van rij te verwisselen. De verkeerschaos is werkelijk enorm en overweldigend. Naast de soms verstikkende vervuiling van uitlaatgassen zijn de constante toetersymfonieën van Cairo om gek van te worden. In de kleine dingen van het Caireense leven lijkt echter altijd een tegenstrijdigheid te schuilen: Voortdurend wordt er gemopperd over dit getoeter en onredelijke inhaalmanoeuvres, maar iedereen doet eraan mee. Aanhoudelijk wordt er over en weer gecommuniceerd, maar nu eens scheldt men elkaar uit voor alles en nog wat, soms zonder traceerbare reden, terwijl men dan weer vriendelijk directies na elkaar overbrieft met luide stemmen en wilde gebaren, want Cairo is zo groot, dat zelfs taxichauffeurs soms de weg niet kennen. Na de informatie wordt er kortaf bedankt, en weer verder geduwd door de automassa heen, die zich vaak net zo snel voortbeweegt als een slenterende voetganger. Het verschil met de nachtelijke uren is dan ook enorm, en als ik na twaalven in de taxi zit die met gierende banden over de 6 oktoberbrug scheurt, ben ik even zo gelukkig met het wereldse gevoel dat me overkomt als de wijduitgestrekte lichten langs de Nijl langs me heen flitsen, als dat ik met kloppend hart in mijn keel vrees voor mijn leven… Het concept van taxi’s is hier sowieso heel apart, ze zouden toeristen bij aankomst in Cairo een gratis folder moeten verstrekken met daarin de onmisbare ongeschreven regels vermeld: 1) Houd een taxi aan en stap direct in, om te voorkomen dat de chauffeur doorrijd als hij de plaats van bestemming te ver weg of te dichtbij acht, of de weg er heen de druk vindt. 2) Ga als vrouw nooit naast de chauffeur zitten, behalve als de achterbank al vol is, omdat dit de indruk kan wekken dat je meer wil dan ergens heen gaan, en omdat de chauffeur weet dat als je deze code niet kent, je ook de Egyptische prijzen niet kent, en je drie keer zoveel zal laten betalen als nodig is. 3) Als er gevraagd wordt wat je geloof is, antwoord dan nooit dat je atheïst bent, dat valt zeker in deze tijden niet in goede aarde. 4) Vraag bij betaling nooit hoeveel, duw de man wat in de hand, stap uit, en ren weg.
Over Egyptische prijzen gesproken, die bestaan dus echt. In elke onderneming is het gewoon om Arabieren minstens drie keer minder te laten betalen dan buitenlanders, wat eerst oneerlijk aandoet, maar gezien de eerder besproken vreselijk lage salarissen ook wel terecht is. Tijdens een bezoek aan het Egyptisch museum werd het echter wel een beetje bont gemaakt: een bordje boven de mummiezaal luidde: adults 100 pond, students 50 pond, maar daaronder in het Arabisch geschreven: rashidoun 10 en talaba 5 pond. Zelfverzekerd benaderden we het loket en staken de caissière 15 pond voor drie personen toe. In mijn beste Egyptisch probeer ik verontwaardigd over te komen als hij ons niet Arabisch genoeg acht voor die prijs en des te meer als na enig debat alleen Souad in aanmerking komt voor de discount, vanwege haar goede accent. Gefrustreerd probeer ik nog een aantal woorden met een ‘ayn erin –wat is het toch een vreselijk onuitspreekbare consonant-, maar het mocht niet baten. Geduld raakt ook altijd eerder op bij westerlingen dan bij Arabieren, dus je kunt het niet spelen op net zo lang doorzeuren tot het lukt. Het maakt niet uit of de rijen zich ondertussen verdriedubbeld hebben – Egyptenaren hebben nooit haast.
Misschien vergeet ik daarom de tijd wel; ondanks de chaotische en overweldigende mobiliteit, is er op een rare manier geen stress te bekennen, zelfs niet in het verkeer, hetgeen enorm verschilt met de Nederlandse mentaliteit. Afspraken met Egyptenaren zijn dan ook onmogelijk, ze komen gewoon aanzetten wanneer ze zelf willen. Het is ook niet de bedoeling dit onbeleefd te vinden, je moet hier gewoon mee omgaan. Dat is niet altijd makkelijk, aangezien wij Nederlanders elkaar opbellen als we tien minuten verlaat zijn, maar we hebben dit opgelost door te vragen bij het maken van een afspraak: “…op Europese of Egyptische tijd?”, waarop ook gewoon begrijpend wordt geantwoord.

Ook minder leuke dingen kom ik tegen. De armoede is overal zichtbaar, ook in de sjieke wijken waar ik elke dag door heen naar school loop en kleine meisjes van hoogstens acht jaar oud achter me aanrennen met een te verkopen zakje citroenen en hele zielige oogjes. Bedelaars zijn er van alle leeftijden, soms schreeuwend van een afstand, soms vastklampend aan een taxiraam, soms stilzwijgend tegen een muur geleund, soms prevelend en voor zich uit starend en soms slapend of onbeweeglijk alsof al het leven er al uit is, met een hand uitgestoken, nog onbeweeglijker dan het lichaam zelf. Ook de zakdoekjesverkopers, de mannetjes die je met zogenaamde ‘gratis’ parfum achtervolgen en de schoenenpoetsers die je elke tien stappen tegenkomt, bewijzen dat Egypte toch echt een Derde Wereldland is. Afgelopen zondag werd ‘al-Banat dol’ gedraaid in een locaal cultureel centrumpje, een shockerende real-life documentaire over meisjes en vrouwen die op de straat leven en zonder drugs de gevaren van het nachtleven niet aankunnen, verkracht worden of zich laten verkrachten voor 30 pond, baby’s krijgen zonder toekomst, en niet naar de lokale opvang durven en willen gaan, omdat hun vriendinnen betrouwbaarder zijn dan de politie, die zich bewust zijn van deze praktijken, maar er niks aan doen en soms zelfs meedoen aan de mishandelingen. Toen ik in de film even het grote warenhuis bij ons om de hoek zag langskomen, schrok ik van de confrontatie, en besefte dat dit overal om me heen de realiteit van het leven was. Het is angstaanjagend en dichtbij, en uit de discussie na de documentaire bleek ook dat de mensen er zich op een andere manier dan ik gewend ben bewust van zijn. Überhaupt was de hele sfeer in de zaal anders dan bij ons; ik was gewend met een paar omhoog gevallen intellectuelen in de Balie in Amsterdam naar een in kunst verwoordt multiculti probleem te kijken, om daarna met een wijntje en dure woorden te vertellen wat ik er van vond, vervolgens te besluiten dat ik me wel weer genoeg heb beziggehouden met de maatschappij en vreselijk dronken te worden.
Deze zaal was ten eerste bomvol, mensen zaten bij gebrek aan stoelen op de randjes van het balkon en tegen elkaar aangedrukt op de grond, en naast een paar intellectuele Amerikaanse studentjes die een onderzoek deden, waren er alledaagse mensen; geïnteresseerde jonge jongens, schoolmeisjes, vaders en dikke vrouwen met hoofddoeken. De maakster van de film was aanwezig bij de discussie zodat er vragen gesteld konden worden, en ook deze discussie was anders, aardser, dan ik gewend was. Zo vroeg iemand, ongelovig, of ze die meisjes niet betaald had om te spreken over hun problemen, en ontstond er bijna een conflict tussen de maakster van de film en iemand die zijn kritiek uitte en iets leek te zeggen over morele waarden tussen man en vrouw, maar helaas zo snel en onduidelijk sprak dat ik hem niet goed kon verstaan. Men was opgewonden, boos en verwonderd, vragen en antwoorden waren snel en krachtig, en de sfeer daardoor razend spannend. Veel leuker dan intellectueel.
Lichtelijk terneergeslagen loop ik naar huis. De hele week was ik opgewekt, van de lichtelijke vooruitgang die ik bespeurde in mijn Arabisch, het weer dat nu echt warm begint te worden, de prachtige oudheden van Koptisch Cairo dat we een paar dagen geleden bezocht hebben, de speculatie over het soort nieuwe schoenen die ik weer van mezelf mag kopen omdat alles zo spotgoedkoop is hier… en ineens realiseer ik me dat al dit soort dingen, die gewoon en levensecht in mijn ervaring zijn, voor veel mensen hier onbetekenend en onecht zijn, en ik niet weet wat ik kan doen om de wereld te helpen. Ik voel me verwend en elitair.
Op het instituut –het héét ook echt zo- is er extra bewaking ingeschakeld uit angst voor eventueel gevaar, vanwege een nieuwe vreselijk beledigende uitspraak van Geert Wilders over islam en de profeet Mohammed. Ik vraag me af waarom we, terwijl we alles hebben wat nodig is, het elkaar moeilijker moeten maken in plaats van elkaar te helpen en ben boos en verdrietig tegelijkertijd.
Aan het eind van de week gaan we gelukkig naar de woestijn in het westen. Ik hoop daar een openbaring te krijgen over hoe ik Geert van gedachten kan veranderen en hoe ik de Egyptische overheid een socialer beleid kan laten voeren. Of in ieder geval over hoe ik de tijd even helemaal kan vergeten. In sha’ allah.