Tuesday, February 20, 2007

De realiteit

Maandag 19-02

Wat vliegt de tijd - ik besef ineens dat er alweer bijna een maand opzit en dat er dus al een kwart van de kostbare tijd hier voorbij is. Mijn tijdsbesef lijkt hier überhaupt veranderd te zijn. Voortdurend ontschiet me hoe laat het is, op welke datum we leven en soms zelfs welke dag het is. Misschien komt het door de andere schoolweek hier (omdat vrijdag gebedsdag is, zijn er lessen van zondag t/m donderdag, en is zaterdag 'onze zondag'), of door de Egyptische routine tijden - men eet hier veel later dan om 's Hollands klokslag zes, in het weekend zelfs rond tien a elf uur, om daarna tot vreselijk laat in bars en shisacafe's te hangen, en daarna meestal nog een hapje te doen in een van de vele snackbarachtige starestaurants. Hierdoor zijn alle horecagelegenheden constant open, en vraag je je af wanneer het personeel eigenlijk moet slapen; het leven gaat hier echt 24 uur per dag door. Het enige verschil tussen dag en nacht is merkbaar als je na twaalven in een taxi stapt, die ineens vrij baan heeft op de enorme wegen overal in Cairo, waar overdag net zoveel auto's door elkaar rijden als er mensen in Amsterdam lopen op Koninginnedag. Op de grote straten die meestal driebaans zijn, kunnen zich rustig vijf rijen auto's naast elkaar vormen, en krijgen het op een of andere manier voor elkaar om toch binnen luttele seconden drie keer van rij te verwisselen. De verkeerschaos is werkelijk enorm en overweldigend. Naast de soms verstikkende vervuiling van uitlaatgassen zijn de constante toetersymfonieën van Cairo om gek van te worden. In de kleine dingen van het Caireense leven lijkt echter altijd een tegenstrijdigheid te schuilen: Voortdurend wordt er gemopperd over dit getoeter en onredelijke inhaalmanoeuvres, maar iedereen doet eraan mee. Aanhoudelijk wordt er over en weer gecommuniceerd, maar nu eens scheldt men elkaar uit voor alles en nog wat, soms zonder traceerbare reden, terwijl men dan weer vriendelijk directies na elkaar overbrieft met luide stemmen en wilde gebaren, want Cairo is zo groot, dat zelfs taxichauffeurs soms de weg niet kennen. Na de informatie wordt er kortaf bedankt, en weer verder geduwd door de automassa heen, die zich vaak net zo snel voortbeweegt als een slenterende voetganger. Het verschil met de nachtelijke uren is dan ook enorm, en als ik na twaalven in de taxi zit die met gierende banden over de 6 oktoberbrug scheurt, ben ik even zo gelukkig met het wereldse gevoel dat me overkomt als de wijduitgestrekte lichten langs de Nijl langs me heen flitsen, als dat ik met kloppend hart in mijn keel vrees voor mijn leven… Het concept van taxi’s is hier sowieso heel apart, ze zouden toeristen bij aankomst in Cairo een gratis folder moeten verstrekken met daarin de onmisbare ongeschreven regels vermeld: 1) Houd een taxi aan en stap direct in, om te voorkomen dat de chauffeur doorrijd als hij de plaats van bestemming te ver weg of te dichtbij acht, of de weg er heen de druk vindt. 2) Ga als vrouw nooit naast de chauffeur zitten, behalve als de achterbank al vol is, omdat dit de indruk kan wekken dat je meer wil dan ergens heen gaan, en omdat de chauffeur weet dat als je deze code niet kent, je ook de Egyptische prijzen niet kent, en je drie keer zoveel zal laten betalen als nodig is. 3) Als er gevraagd wordt wat je geloof is, antwoord dan nooit dat je atheïst bent, dat valt zeker in deze tijden niet in goede aarde. 4) Vraag bij betaling nooit hoeveel, duw de man wat in de hand, stap uit, en ren weg.
Over Egyptische prijzen gesproken, die bestaan dus echt. In elke onderneming is het gewoon om Arabieren minstens drie keer minder te laten betalen dan buitenlanders, wat eerst oneerlijk aandoet, maar gezien de eerder besproken vreselijk lage salarissen ook wel terecht is. Tijdens een bezoek aan het Egyptisch museum werd het echter wel een beetje bont gemaakt: een bordje boven de mummiezaal luidde: adults 100 pond, students 50 pond, maar daaronder in het Arabisch geschreven: rashidoun 10 en talaba 5 pond. Zelfverzekerd benaderden we het loket en staken de caissière 15 pond voor drie personen toe. In mijn beste Egyptisch probeer ik verontwaardigd over te komen als hij ons niet Arabisch genoeg acht voor die prijs en des te meer als na enig debat alleen Souad in aanmerking komt voor de discount, vanwege haar goede accent. Gefrustreerd probeer ik nog een aantal woorden met een ‘ayn erin –wat is het toch een vreselijk onuitspreekbare consonant-, maar het mocht niet baten. Geduld raakt ook altijd eerder op bij westerlingen dan bij Arabieren, dus je kunt het niet spelen op net zo lang doorzeuren tot het lukt. Het maakt niet uit of de rijen zich ondertussen verdriedubbeld hebben – Egyptenaren hebben nooit haast.
Misschien vergeet ik daarom de tijd wel; ondanks de chaotische en overweldigende mobiliteit, is er op een rare manier geen stress te bekennen, zelfs niet in het verkeer, hetgeen enorm verschilt met de Nederlandse mentaliteit. Afspraken met Egyptenaren zijn dan ook onmogelijk, ze komen gewoon aanzetten wanneer ze zelf willen. Het is ook niet de bedoeling dit onbeleefd te vinden, je moet hier gewoon mee omgaan. Dat is niet altijd makkelijk, aangezien wij Nederlanders elkaar opbellen als we tien minuten verlaat zijn, maar we hebben dit opgelost door te vragen bij het maken van een afspraak: “…op Europese of Egyptische tijd?”, waarop ook gewoon begrijpend wordt geantwoord.

Ook minder leuke dingen kom ik tegen. De armoede is overal zichtbaar, ook in de sjieke wijken waar ik elke dag door heen naar school loop en kleine meisjes van hoogstens acht jaar oud achter me aanrennen met een te verkopen zakje citroenen en hele zielige oogjes. Bedelaars zijn er van alle leeftijden, soms schreeuwend van een afstand, soms vastklampend aan een taxiraam, soms stilzwijgend tegen een muur geleund, soms prevelend en voor zich uit starend en soms slapend of onbeweeglijk alsof al het leven er al uit is, met een hand uitgestoken, nog onbeweeglijker dan het lichaam zelf. Ook de zakdoekjesverkopers, de mannetjes die je met zogenaamde ‘gratis’ parfum achtervolgen en de schoenenpoetsers die je elke tien stappen tegenkomt, bewijzen dat Egypte toch echt een Derde Wereldland is. Afgelopen zondag werd ‘al-Banat dol’ gedraaid in een locaal cultureel centrumpje, een shockerende real-life documentaire over meisjes en vrouwen die op de straat leven en zonder drugs de gevaren van het nachtleven niet aankunnen, verkracht worden of zich laten verkrachten voor 30 pond, baby’s krijgen zonder toekomst, en niet naar de lokale opvang durven en willen gaan, omdat hun vriendinnen betrouwbaarder zijn dan de politie, die zich bewust zijn van deze praktijken, maar er niks aan doen en soms zelfs meedoen aan de mishandelingen. Toen ik in de film even het grote warenhuis bij ons om de hoek zag langskomen, schrok ik van de confrontatie, en besefte dat dit overal om me heen de realiteit van het leven was. Het is angstaanjagend en dichtbij, en uit de discussie na de documentaire bleek ook dat de mensen er zich op een andere manier dan ik gewend ben bewust van zijn. Überhaupt was de hele sfeer in de zaal anders dan bij ons; ik was gewend met een paar omhoog gevallen intellectuelen in de Balie in Amsterdam naar een in kunst verwoordt multiculti probleem te kijken, om daarna met een wijntje en dure woorden te vertellen wat ik er van vond, vervolgens te besluiten dat ik me wel weer genoeg heb beziggehouden met de maatschappij en vreselijk dronken te worden.
Deze zaal was ten eerste bomvol, mensen zaten bij gebrek aan stoelen op de randjes van het balkon en tegen elkaar aangedrukt op de grond, en naast een paar intellectuele Amerikaanse studentjes die een onderzoek deden, waren er alledaagse mensen; geïnteresseerde jonge jongens, schoolmeisjes, vaders en dikke vrouwen met hoofddoeken. De maakster van de film was aanwezig bij de discussie zodat er vragen gesteld konden worden, en ook deze discussie was anders, aardser, dan ik gewend was. Zo vroeg iemand, ongelovig, of ze die meisjes niet betaald had om te spreken over hun problemen, en ontstond er bijna een conflict tussen de maakster van de film en iemand die zijn kritiek uitte en iets leek te zeggen over morele waarden tussen man en vrouw, maar helaas zo snel en onduidelijk sprak dat ik hem niet goed kon verstaan. Men was opgewonden, boos en verwonderd, vragen en antwoorden waren snel en krachtig, en de sfeer daardoor razend spannend. Veel leuker dan intellectueel.
Lichtelijk terneergeslagen loop ik naar huis. De hele week was ik opgewekt, van de lichtelijke vooruitgang die ik bespeurde in mijn Arabisch, het weer dat nu echt warm begint te worden, de prachtige oudheden van Koptisch Cairo dat we een paar dagen geleden bezocht hebben, de speculatie over het soort nieuwe schoenen die ik weer van mezelf mag kopen omdat alles zo spotgoedkoop is hier… en ineens realiseer ik me dat al dit soort dingen, die gewoon en levensecht in mijn ervaring zijn, voor veel mensen hier onbetekenend en onecht zijn, en ik niet weet wat ik kan doen om de wereld te helpen. Ik voel me verwend en elitair.
Op het instituut –het héét ook echt zo- is er extra bewaking ingeschakeld uit angst voor eventueel gevaar, vanwege een nieuwe vreselijk beledigende uitspraak van Geert Wilders over islam en de profeet Mohammed. Ik vraag me af waarom we, terwijl we alles hebben wat nodig is, het elkaar moeilijker moeten maken in plaats van elkaar te helpen en ben boos en verdrietig tegelijkertijd.
Aan het eind van de week gaan we gelukkig naar de woestijn in het westen. Ik hoop daar een openbaring te krijgen over hoe ik Geert van gedachten kan veranderen en hoe ik de Egyptische overheid een socialer beleid kan laten voeren. Of in ieder geval over hoe ik de tijd even helemaal kan vergeten. In sha’ allah.

1 comment:

Anonymous said...

Hey Karin!

Leuk hey, zo'n weblog! Erg leuk om te lezen.. Herkenbaar ook, ik kan niet wachten tot ik zelf weer 's in Misr zit. Geniet ervan!

De museumprijs is wel omhoog gegaan, ik kan me herinneren dat ik nog voor 1 (ja, één) pond binnen kwam ;-).

Groeten aan de anderen en veel plezier de komende tijd.


Yasser