Monday, March 19, 2007

De tegenstellingen binnen de Egyptische samenleving

Zaterdag, 17-03

Het staat in Lonely Planet perfect verwoord met een quote van Nawal ElSaadawi, onder een kopje ‘le paradox cairote’: ‘“C’est une ville que j’aime et que je hais. Á l’instant où je reviens d’un voyage à l’étranger, j’ai envie de repartir. À l’instant où je m’apprête à partir, quand je suis dans l’avion, j’ai envie d’en sortir d’un bond pour rester.” Après quelques temps passé au Caire, vous la comprendrez parfaitement.’
De extreme tegenstellingen op allelei vlakken vallen voortdurend op hier in Egypte. De vierentwintiguurs mentaliteit, de chaos, het voortdurend gebrek aan systeem en de overweldigende drukte en vervuiling is een onderdeel van mijn dagelijks leven en ik ben me er op een rare manier in thuis gaan voelen. Echter, zodra je een kwartiertje buiten Cairo bent is het een wereld van verschil. De prachtige woestijnachtige omgeving, de schone frisse lucht, de zachte wind en de hete zon, die nu niet je kleren klam en verstikkend aan je lijf laat plakken, maar heerlijk aanvoelt en nooit vervelend heet wordt. Zo waren we van de week in Fayoum, een oase dorpje, net een halfuurtje rijden van Cairo, een paradijsje a la Bounty-eiland… er was zowaar een groot meer, een vogelgebied en toverachtige natuur. De toeristenplaag is hier nog niet toegeslagen, waardoor de relatief weinige mensen die er leven met bewondering toekeken hoe wij ons met een grote bus door de hobbelige straatjes persten. Vogels waren overal te horen, ezeltjes, honden, zelfs ganzen en flamingo’s waren er te vinden.. er leken meer dieren dan mensen te zijn: wat een verschil met die overbevolking in de stad. Het was heerlijk om er rond te lopen, te kijken, zelfs te ruiken (echt, mensen die de lucht uit Cairo gewend zijn weten waar ik het over heb) en daarna heerlijk te eten.
Maar ook in Cairo zelf loop ik voortdurend tegen bizarre tegenstrijdigheden op. Het verschil tussen arm en rijk is onwerkelijk en ik vergeet vaak dat ik bij de tweede groep hoor, en schrik telkens weer, als ik in het winkelcentrum besef dat een doorsnee Egyptenaar daar met een heel maandsalaris precies twee onderbroekjes kan kopen. Als toerist voel ik me in Egypte dan ook gehaat en geliefd: het voortdurend afgezet worden voelt beledigend aan, maar is ook volkomen begrijpelijk. Ik word overal uitgenodigd, wat soms bijzonder vertederend is, en soms vervelend omdat het duidelijk is dat ze wat anders van je willen dan je gezelligheid. Soms irriteer ik me aan het feit dat ik voortdurend Arabische zinnen naar mijn hoofd gegooid krijg, en soms kan ik iemand wel wat aandoen als hij, nadat ik al een half uur in het Arabisch aan het praten ben, nog steeds antwoordt in het Engels. Laat staan het gevoel dat me overkomt na het zoveelste “Welcome in Egypt!”, terwijl dat natuurlijk ook niet het einde van de wereld is: Als wij in Nederland elke buitenlander een “Welkom in ons land!” zouden geven, zou het er heel wat gezelliger aan toe gaan… Paradoxale gedachten typeren mijn gevoel en extreme uitersten typeren dit land.
Zo is het gerespecteerde ideaal van de vrome moslim en diens halal gewoontes, soms in strijd met de dagelijkse werkelijkheid. Naast de opbrenst van Vodafone- en Mobinil kaarten, levert de inmense sigarettenverkoop de staat het meeste geld op. Alcohol is vrijwel alleen in hotels te krijgen, of in de slijterij Drinky's, waar bier en wijn verkocht wordt. Om er echter voor te zorgen dat je hier aankopen kunt doen zonder dat iemand iets afweet van de verderfelijke daad, zijn de tasjes van Drinky's helemaal zwart, zonder enige merknaam erop. Echter is deze onderneming ondertussen alom bekend en weet iedereen, als iemand met een zwart plastic tasje over straat loopt, waar dit vandaan komt...
Egypte is de laatste jaren behoorlijk wat conservatiever geworden, en je ziet nog maar weinig vrouwen zonder hoofddoek (hetgeen een enorm verschil is met een aantal jaar geleden, toen er vrijwel geen hoofddoekjes te bekennen waren), en dragen velen niqabs. Tegelijkertijd mogen vrouwen met hoofddoek bijvoorbeeld vaak geen shows op televisie presenteren, of overheidsgerichte functies bekleden, zoals de ambtenaren in de Mugamma’.
Ik deed een klein interview met een aantal mensen over de hoofddoek; wat de reden was dat men hem droeg, of er soms sprake kon zijn van onderdrukking, of de wereld beter zou zijn als alle vrouwen een hoofddoek zouden dragen, of het waar was dat vrouwen soms een hoofddoek dragen om hun haar niet te hoeven te doen, en meer van dat soort triviale, platte vragen, die toch haalbaar zouden zijn in mijn hakkelige Egyptisch. De reacties waren echter heftiger dan ik verwachtte, en ik kreeg al snel preken over het geloof en de ‘goede’ moslima, die niets te maken hadden met mijn vragenlijstje. Het werd al snel duidelijk dat mensen de hoofddoek, als een van de religieuze symbolen, aanhangen als een houvast in moeilijke tijden, want zoals al eerder vermeld, heeft de gemiddelde Egyptenaar het niet makkelijk. Ook bestaat er, zoals we weten, zoiets als een discours over islam over de gehele wereld, dat ook haar effecten heeft in Egypte. Mensen hier denken vaak net zo eenzijdig over het Westen als wij over de Arabische wereld. Zo’n uitspraak van een gek als Wilders, beschouwen de meeste Nederlanders hamdu lillah nog steeds als kletspraat, maar heeft wel het gevolg dat het hier uitgebreid in de kranten staat, en wordt gezien als De Visie van Nederland. Het ‘zij’ tegen ‘wij’ kwam zonder dat ik erom vroeg direct ter sprake in de korte gesprekjes, en mensen waren vaak een beetje boos, of op z’n minst bezorgd. Iedereen wilde me ervan overtuigen dat ze van nature volledig praktiserend moslim zijn, ontkennend dat maatschappelijke omstandigheden hiervoor zouden hebben gezorgd.
Het nachtleven in Cairo laat een heel ander soort toewijding zien. In de bars drinken Egyptenaren veel en roken als ketters, terwijl de vrouwen zeer schaars gekleed uitbundig op de tafels dansen, alsof ze jaren op de betreffende gelegenheid hebben gewacht. Bij de kawafer, de kapper voor vrouwen, zit het donderdagavond bomvol met zwaar opgemaakte dames die hun haar verleidelijk laten opsteken en nog meer make-up op laten doen; zeer waarschijnlijk prostituees die zich klaarmaken voor de dienst.
Ook de voorbeeld-foto’s bij de fotowinkel laten de extreme schoonheidsidealen zien, waar vrouwen in de meeste kitsche omgeving met veel te veel make-up en veel te veel bloot op een Bold&theBeatiful-achtige manier gepositioneerd zijn. Niet alleen is er een tweedeling tussen de hyper-conservatieven en de losgeslagen vrouwen, maar zijn er ook genoeg behoofddoekden met grote oorbellen, te veel lippenstift en hakken die zo hoog zijn dat ik mijn benen erop zou breken. Het gekke, mooie zelfs, van Cairo is dat al deze mensen in complete harmonie samen lijken te leven, en dat het net zo normaal is voor hen als dat het vreemd is voor ons om behulpzaam naar elkaar toe te zijn maar zich niet te veel te bemoeien met andermans zaken, het lot in Gods handen latend.
Contact leggen met vrouwen is voor mij overigens gecompliceerd; contact hebben met een buitenlander verhoogt iemands status, in de familie en in de maatschappij in het algemeen, en ik ben gedwongen om me daarvan bewust te zijn. Zo heb ik in een winkel gestaan om informatie voor het een en ander te vragen, waarna de verkoopster mij vroeg om mijn nummer, zodat we ‘vriendinnen’ konden worden. Tegelijkertijd zijn Egyptenaren over het algemeen ontzettend gastvrij van nature, dus het is soms heel moeilijk op te maken wat iemand precies bedoelt en wat hij of zij van je wil.
Op een ouderwets geslaagd studentenfeest bij een van de studenten van het instituut thuis, waar het een aangename mengeling van nationaliteiten was, waag ik mij dus maar aan de mannen, om een beetje Egyptisch te kunnen babbelen. Dat kostte me dus een ‘Amr, een Karim en twee Mohammeds in mijn telefoon, aangezien elk gesprek steeds uitdraaide op één ding en ik steeds weer een nieuwe gesprekspartner moest zoeken… Zuchtend loop ik naar huis en overweeg om morgen zo’n zwart ding over mijn hoofd te doen. In de taxi pijnig ik mezelf met gedachtes die beginnen met ‘het is niet eerlijk…’, gedachtes die dus nooit ergens op uitdraaien, en ik begin mezelf ontzettend zielig te vinden. Als de taxichauffeur me bij aankomst tien pond teveel wil laten betalen en het alom bekende quasi-verbaasde gezicht opzet als ik protesteer, barst de bom en gooi ik al mijn het-is-niet-eerlijk-in-Egypte-gedachtes eruit, totdat ik na twintig minuten nog maar vijf pond te veel betaal en besluit het daarbij te laten. Als ik in bed lig beur ik mezelf op met het besef dat ik ondanks alles een hele avond strict Egyptisch heb gesproken, in het Egyptisch een taxichauffeur terecht heb gewezen en bovendien nog geld teruggekregen heb ook. Geintegreerd? Voor zover als het mogelijk is voor een blonde buitenlandse, geregeld als ik ben, in deze ongeregelde stad met haar onbegrijpelijke tegenstellingen… mish battal..!

No comments: