Monday, April 16, 2007

Chaos met balans

Zaterdag, 14-4

Ik blijf me verbazen over de mensen hier. Over hun verschillen en overeenkomsten, over de indruk die ze wekken, die soms totaal niet overeenkomt met hoe ze in werkelijkheid zijn. De meisjes van de hoofddoekwinkel uit onze straat vroegen me steeds langs te komen, nadat ik ze had geintervieuwd voor mijn presentatie over hoofddoekjes. Steeds heb ik het verzoek afgeslagen, uit angst te veel anders te zijn dan zij, te erg te shockeren, ze liever in de waan latend dat ik ook halal ben, gelovig als zij, praktiserend als zij, me houdend aan tradities als zij… Ik moest en zou vandaag een bebs bij ze drinken en kwam er niet meer onderuit. Tot mijn grote verbazing en opluchting nodigt het gesluierde meisje, dat ook nog eens Gihad heet, mij uit om naar de disco te gaan, en kom ik erachter dat ze zelf mag bepalen waar en tot hoe laat ze uitgaat, een bikini draagt op het strand en af en toe een sigaret rookt… Verbouwereerd kom ik de winkel weer uit, alle mensen op straat argwanend aankijkend, me afvragend hoe de vrouwen die in niqab voorbijkomen er uitzien en of ze dat ding ook wel eens af doen om ’s avonds te gaan stappen… Ik voel me ineens zelf de conservatieveling, de ouderwetse sukkel van het platteland die nog denkt dat gesluierd zijn inhoudt dat je alle wetten van God honderd procent nauwkeurig uitvoert… ik heb een lesje islamitische moderniteit nodig.
Met Susanne bezocht ik haar moeder in Dahab, die daar een maand verbleef en bevriend is met een bedouienfamilie. Niks geen tentenkamp, gewoon degelijke appartementen met de gezelligheid van een Amsterdamse koninginnedag, maar dan zonder bier. De meisjes wilden ons dolgraag opmaken en versieren naar de traditie, en er werden doekjes en zware kohl bijgehaald. Al snel bleek, hoe sexier hoe beter: een beetje meer zichtbaar haar, een iets doorzichtiger hoofddoekje, een beetje meer zwart rond de ogen… na de daad schaterde moeders dat ze bang was om mij aan haar man voor te stellen. Daar ging mijn veronderstelling dat vrouwen zich bedekken om minder verleidelijk te zijn. Gerustgesteld over het feit dat meiden onder elkaar altijd gezellig zijn, ongeacht hun afkomst en de mate van gelovigheid, voelde ik me meer dan thuis en kon lekker de toerist uithangen aan het strand van Dahab, van waaruit je Saoudi-Arabie kon zien liggen, en je omringd bent door de meest prachtige omgeving. Ik heb gesnorkeld, op een Quadbike door de omliggende zandvelden van Dahab gecrossed en heb midden in de nacht de berg van Moses beklommen om vervolgens een prachtige zonsopgang op de top mee te maken. Het geheel was ongelofelijk; die uitgestrekte bergen die langzaam lichter en zichtbaar werden, die vreselijke kou die langzaam zachter werd door de stralen van de zon, terwijl een horde pelgrims zich verzameld had rond een klein kerkje dat op het hoogste puntje van de berg stond, en steeds harder begonnen te zingen en klappen, en een steeds groter wordende groep toeristen zich bewapende met fototoestellen… ik dacht even dat de Tien Geboden nogmaals uit de hemel zouden neerdalen.
Toen we een paar dagen later terug in Cairo waren kwam Camiel op bezoek. Zijn aanwezigheid, en zijn eerste indrukken van deze gekke stad, die mij mij nu niet meer opvallen, hebben me er weer aan herinnerd hoe anders dingen werken dan bij ons. Zo is het in Nederland zo, dat als je reserveert in een hotel, en ook nog eens terug moet komen om de reservering te bevestigen, je er vrijwel zeker van kan zijn dat je ook daadwerkelijk een kamer hebt als je er aan komt. Niet in Cairo. De jongen die me geholpen heeft was nieuw, met de excuses, maar er was niks meer aan te veranderen. Na enigszins begrip te hebben gekweekt over het feit dat mijn gast toch werkelijk ergens zou moeten slapen, kreeg hij een kamer toegewezen met vijf anderen, en nam ik daar dan maar genoegen mee. Het was leuk geweest als het bed waar hij had moeten slapen ook werkelijk vrij was geweest, toen hij om drie uur ’s nachts doodmoe van de dag aankwam, maar helaas… na veel gedoe moest hij midden in de nacht nog naar een ander hotel verplaatst worden. Het mooie is dat die mensen, als de situatie voor de gast wat ongemakkelijk wordt, geen spier vertrekken, en precies dezelfde manier en in hetzelfde tempo doorgaan met hun werk, zonder dat je ook maar even het gevoel krijgt dat ze met je meeleven. Ook zullen ze nooit zelf toegeven dat ze iets niet weten, maar altijd iets verzinnen wat er op lijkt. Zo krijg ik bij restaurant Felfela niet mijn groene bonen die ik besteld had, waarvan me wel werd verteld dat ze er waren, en als ik insisteer, krijg ik het prutje bruine bonen terug met een berg peterselie erop, met de mededeling dat ze ‘nu groen zijn’… Het probleem in Egypte is ook gewoon dat er altijd veel te veel mensen in dienst zijn, die allemaal niet zo veel te horen krijgen over de functie die ze bkleden, daardoor ook niet zo creatief zijn en uberhaupt geen zin hebben om hard te werken voor het schamele loontje dat ze krijgen. Bedelaars zijn er, in ieder geval in het centrum, dan ook niet in overvloed; iedereen wordt een klein beetje aan het werk gehouden, zodat er niet een totaal volksverzet uitbreekt, en de economie wankel boven de grond zweeft, maar nooit helemaal instort. Hoe Europeser en luxer, hoe meer mannetjes er aan het werk worden gezet. Zo begaven we ons naar de ‘Latex’-disco, een naam die opzich al lachwekkend genoeg was, waar vijf mannetjes in pak de entree aan het bewaken waren. Toen we door wilden lopen, moesten we eerst op de mudir wachten, aangezien vijf man beveiligingspersoneel natuurlijk niet genoeg is om te kunnen beoordelen of een lief blond meisje al dan niet de disco in mag. De Langverwachte kwam aan, begon met de grootste zorg en zorgvuldigheid mijn tas de doorzoeken alsof hij er een opleiding voor gevolgd had, en griste vervolgens de drie piramidebeeldjes die ik op de markt had gekocht uit mijn tas en schreeuwde: “Wat is dit..?!” Enigszins lacherig probeerde ik uit te leggen dat toeristen in Cairo misschien wel eens een piramidesouvenir kopen en dat hij zoiets toch wel eens eerder gezien moest hebben; hij was totaal niet van mijn sceptische opmerkingen gediend. De club was gevuld met toeristen en rijke Egyptenaren, die zich allemaal van hun beste kant wilden laten zien en zonder blikken of blozen een hele show voor de spiegel weggaven. Ik vraag me af of de meisjes die er waren overdag hun hoofddoek weer opdoen…
Een heel ander uitgaansleven is te vinden in de Haram Street, waar talloze sha’bi nightclubs met buikfdanseressen te vinden zijn. Hier komen geen toeristen, wel rijke Eyptenaren, die met de meest denegrerende gebaren geld op de grond strooien en de buikdanseresjes bij elk briefje nog iets harder proberen te lachen, terwijl een jongen met razende snelheid alle briefjes om haar heen weer opraapt en verzameld. Een merkwaardig ritueel. In ieder geval is het typisch Egyptisch, en zijn ook hier weer teveel mensen aan het werk, serveersters die bij gebrek aan werk verveeld voor zich uit staren en een sigaret opsteken, af en toe lachen naar vaste klanten, en op de wc is er zowaar iemand die je papier en zeep aangeeft; het viel me nog mee dat ie niet bij me op de pot kwam zitten.
Rare jongens, die Egyptenaren. En dan die afspraken! Alleen een Egyptenaar, in dit geval onze vriend ustaz Nasr, maakt een afspraak met twee mensen tegelijkertijd om 10 uur, één in Giza en één in Mohandisin, terwijl hij zelf twee uur later aan komt kakken. Alleen een Egyptenaar, een mannetje bij een sieradenwinkel in Khan alKhalili, kijkt me bloedserieus aan en zegt, nadat ik na een half uur wachten vraag hoe lang het nog duurt voordat de armbandinscriptie klaar is: “Ik zei toch vijf Egyptische minuten..?” En alleen een Egyptenaar kan het presteren om alleen gebruik te maken van Eurpese tijdsbegrippen als het hem uitkomt. Mannetje op toeristenbootje in de Nijl terwijl hij al bijna is aangemeerd en ik vraag of we niet nog wat tijd over hebben: “U heeft nog 13 minuten!”
Ik weet niet wat het is met die mensen. Misschien komt het door die vreselijk verkeersdrukte waardoor je nooit kan inschatten of je ergens binnen vijf minuten of vijf uur bent, misschien komt het door de overbevolking die zo goed en zo kwaad als het gaat schijnbaar klakkeloos maar aan het werk wordt gezet en daardoor niet eens zin hebben om hun best te doen, misschien komt het door de tegenstrijdigheden wat betreft religie en dat wat wel en niet mag bekend is, maar niet wordt uitgesproken, en iedereen altijd samen is maar ondertussen totaal zijn eigen gang gaat… dit land is een grote chaos, maar van zodanige aard, dat het een totale harmonie met elkaar vormt. Zou iemand één Europese ‘verbetering’ aanpassen, één bus op tijd laten rijden, één keer een goede inlichting geven bij de informatiebalie, dan zou alles totaal ontsporen. Cairo is georganiseerd in zijn chaos, en je wordt niet geacht je er aan te storen, maar eraan mee te doen. Zonder stress, zonder haast, wachtend op wat het lot je brengt, en als het even niet mee zit, haalt de Egyptenaar gewoon een uitdrukking uit hun prachtige taal die alle onrust doet bedaren: Ma’lesh, iddinya kida!

2 comments:

Anonymous said...

Wat mij verbaasd in je verhaal, is dat je ongelooflijk "zeikt" over alles en nog wat. Aanvaard dat de Egyptenaren een andere cultuur hebben, en dat ze daarmee tevreden zijn. Hou op met vergelijken, "wij" zijn niet zo, "wij" doen dingen anders, blablabla. Ik bedoel als het je zo erg niet bevalt, dan ga je gewoon terug naar Nederland, naar je eigen land, waar dingen zijn zoals jij het gewend bent. en klaar is kees!

Anonymous said...

Hallo! Mooi weblog, vind het onwijs leuk om jullie ervaringen te lezen. Ik weet niet of je me nog kent, maar we hebben cultuurkunde samen gevolgd... Doe je de groetjes aan marius van mij?

groetjes, Jasmijn